Lyrics to Boeken Zijn Gevaarlijk
(Langs ongebruikelijke, want spiritistische weg, geinspireerde boodschap van een bibliodief)
Mijn allerlaatste droom was van een helse dreiging
'k Sliep in mijn bibliotheek, er hing een vreemde sfeer
De boeken om me heen, vrucht van mijn slechte neiging,
Ze staarden koel en koud, vijandig op me neer
Toen klonk opeens een stem: Wat is dat hier voor bende
Die boeken om me heen, antiek en muf, vulgair
Ook jij hebt geen begrip voor mij, het steeds miskende
En geniale kind des groten Lucebert
Een ander riep ontstemd: Ben ik daarvoor geschreven?
Ik ben toch al zo triest en 'n tikkie ongezond
Ik, een losbandig kind van Simon van het Reve
Wat cru, want pa nam nooit veel bladen voor zijn mond
'k Ben, sprak een ander toen, een God in mijn gedachten
Geen mens die me begrijpt, daarvoor sta 'k veel te hoog
Jij keek niet eens naar me om, 'k sta vrucht'loos hier te wachten
Ik, onbegrepen kind van Simon Vinkenoog
Mij schreef men, zei toen een, met hartebloed en tranen
Zelfs kreeg ik, tot mijn spijt, 'n Nobelprijs op mijn dak
Zo groot zelfs is 't succes, dat 'k me haast dood zou wanen
Maar hier sta ik voor schut, ik, kind van Pasternak
Toen schreeuwde een dun boek vol duist're driften: Ha man
Hij stal mij uit een kast en sleepte me hierheen
Mij lezen deed je nooit, mij, kind van Anna Blaman
Jou doet de inhoud niets, maar het bezit alleen
Jij stal me van een vriend, zijn reeks is nu geschonden
Hij las mij dag en nacht, maar wat is nu mijn lot?
Jij taalde nooit naar mij, mij, kind van Dendermonde
Jij steekt met grote vlijt, daar ga je aan kapot
En op de hoogste plank daar stonden onbewogen
Bedolven onder stof, waar haast geen lichtstraal viel
Een zeer sinistere groep van duist're psychologen:
Jij hebt ons genegeerd, wij wurgen straks je ziel!
Het angstzweet brak me uit, want ik was lang niet dapper
En ik was literair volkomen imbeciel
Ja, ik was zonder meer een ordinaire gapper
De duivel had sinds lang zijn claim al op mijn ziel
Ze drongen om me heen, het werd me bang te moede
Ik was verlamd van schrik, haast tastbaar was hun haat
Ik stamelde onthutst: Ik zal het ze vergoeden
Maar somber klonk het koor van boeken: Nee, te laat!
't Is niet omdat je hebt gestolen deze lett'ren
Dat zijn we min of meer van schrijvers ook gewend
Maar waarom wij je nu zo daad'lijk gaan verplett'ren
Omdat je ons genie en schoonheid hebt miskend
Toen is met woest geweld de catastrofe gekomen
Een kast vol kilo's heeft mij compleet gekraakt
En onder hels lawaai kwam 't einde van mijn dromen
En tevens ook van mij, want 'k ben nooit meer ontwaakt
'k Richt nu vol diep berouw een boodschap aan die lieden
Die, door een eed'le drang, verslaafd zijn aan het boek
Of aan een mooie hand geen weerstand kunnen bieden
En aan die, dag en nacht, naar schoonheid zijn op zoek
Deez' boodschap komt tot u uit 't rijk van pek en zwavel
Lang brandd' ie op mijn ziel, het zwijgen werd m' een last
Nu geef ik hem dan door per spiritistentafel:
Zet nooit te zware boeken in uw kast!
Mijn allerlaatste droom was van een helse dreiging
'k Sliep in mijn bibliotheek, er hing een vreemde sfeer
De boeken om me heen, vrucht van mijn slechte neiging,
Ze staarden koel en koud, vijandig op me neer
Toen klonk opeens een stem: Wat is dat hier voor bende
Die boeken om me heen, antiek en muf, vulgair
Ook jij hebt geen begrip voor mij, het steeds miskende
En geniale kind des groten Lucebert
Een ander riep ontstemd: Ben ik daarvoor geschreven?
Ik ben toch al zo triest en 'n tikkie ongezond
Ik, een losbandig kind van Simon van het Reve
Wat cru, want pa nam nooit veel bladen voor zijn mond
'k Ben, sprak een ander toen, een God in mijn gedachten
Geen mens die me begrijpt, daarvoor sta 'k veel te hoog
Jij keek niet eens naar me om, 'k sta vrucht'loos hier te wachten
Ik, onbegrepen kind van Simon Vinkenoog
Mij schreef men, zei toen een, met hartebloed en tranen
Zelfs kreeg ik, tot mijn spijt, 'n Nobelprijs op mijn dak
Zo groot zelfs is 't succes, dat 'k me haast dood zou wanen
Maar hier sta ik voor schut, ik, kind van Pasternak
Toen schreeuwde een dun boek vol duist're driften: Ha man
Hij stal mij uit een kast en sleepte me hierheen
Mij lezen deed je nooit, mij, kind van Anna Blaman
Jou doet de inhoud niets, maar het bezit alleen
Jij stal me van een vriend, zijn reeks is nu geschonden
Hij las mij dag en nacht, maar wat is nu mijn lot?
Jij taalde nooit naar mij, mij, kind van Dendermonde
Jij steekt met grote vlijt, daar ga je aan kapot
En op de hoogste plank daar stonden onbewogen
Bedolven onder stof, waar haast geen lichtstraal viel
Een zeer sinistere groep van duist're psychologen:
Jij hebt ons genegeerd, wij wurgen straks je ziel!
Het angstzweet brak me uit, want ik was lang niet dapper
En ik was literair volkomen imbeciel
Ja, ik was zonder meer een ordinaire gapper
De duivel had sinds lang zijn claim al op mijn ziel
Ze drongen om me heen, het werd me bang te moede
Ik was verlamd van schrik, haast tastbaar was hun haat
Ik stamelde onthutst: Ik zal het ze vergoeden
Maar somber klonk het koor van boeken: Nee, te laat!
't Is niet omdat je hebt gestolen deze lett'ren
Dat zijn we min of meer van schrijvers ook gewend
Maar waarom wij je nu zo daad'lijk gaan verplett'ren
Omdat je ons genie en schoonheid hebt miskend
Toen is met woest geweld de catastrofe gekomen
Een kast vol kilo's heeft mij compleet gekraakt
En onder hels lawaai kwam 't einde van mijn dromen
En tevens ook van mij, want 'k ben nooit meer ontwaakt
'k Richt nu vol diep berouw een boodschap aan die lieden
Die, door een eed'le drang, verslaafd zijn aan het boek
Of aan een mooie hand geen weerstand kunnen bieden
En aan die, dag en nacht, naar schoonheid zijn op zoek
Deez' boodschap komt tot u uit 't rijk van pek en zwavel
Lang brandd' ie op mijn ziel, het zwijgen werd m' een last
Nu geef ik hem dan door per spiritistentafel:
Zet nooit te zware boeken in uw kast!
Songwriters:
Publisher:
Powered by LyricFind
Publisher:
Powered by LyricFind